LEVENDE
GEDACHTEN
x
OSHO
x
KRISHNAMURTI
x
MAHARISHI
x
MEHER BABA
x
SAI BABA
x
VIVEKANANDA
x
BHAGAVAD GITA
x
MYSTIEK
x
NIETZSCHE
SPINOZA
FILOSOFIE OVERIGE
x
I TJING  
x
THOMAS EVANGELIE
x
OVERIGE
x
CITATEN
x
TREFWOORDEN & LINKS
x
SITEMAP
x
HOMEPAGE

 

      OSHO: WIE IS VAN LICHT ? 

  HET GROTE TABOE: DE DOOD  

Op het gewone sterven en de dood rust in onze samenleving reeds een taboe, ook al wordt dat nu doorbroken.

Maar op die tweede en geheel andere vorm van sterven en geboren worden tijdens het leven, rust een veel groter taboe, dat overigens met het eerste samenhangt.

Sterven tijdens het leven, die tweede geboorte en de mogelijke betekenis hiervan is voor ons vreemd en huiveringwekkend.

Meestal interpreteren we het als een herboren worden in een of ander geloof; een rusten en vertrouwen in een aanbeden herinnering aan iemand.

We interpreteren het begrip als een opwekking 'christen' of 'boeddhist' te zijn, gedragsnormen na te leven, geboden die tevens tenderen naar een uiteindelijk ander type sociale orde.

Onze interpretatie van 'herboren worden' berust meestal op geloof, vertrouwen en omarming van waarden.

Daar moet het bij blijven.

Als we een enquêteformulier zouden opstellen en zouden sturen aan theologen, aan een dominee, priester of welke 'bemiddelaar' dan ook, een enquête met slechts een vraag: 'wat betekent: wordt herboren?'.

Dan is er een antwoord dat zeer lang op zich zal laten wachten.

Laten we dat theoretisch antwoord uitvoerig formuleren.

Dit herboren worden en sterven is aan het 'ik', aan de persoonlijkheid.

Dat is de tweede geboorte.

Het 'koninkrijk Gods' openbaart zich letterlijk aan een mens die sterft en dan toch lichamelijk blijft voortleven ('koninkrijk Gods' is uiteraard een romantische fictie; het is het leven zelf in een totaal andere dimensie dat zich openbaart).

Een mens met armen en benen, functionerende trilharen, een kloppen hart, hormonale balans, met een goed functionerende spijsvertering, nieren en lever, die... tevens is overleden.

Een mens dus die nu zowel dood als levend is.

Een levende dode of een dode levende.

Het is een mens wiens lichaam zich in de 'natuurlijke staat' bevindt, niet meer geregeerd door angsten, verdriet, denken, fantaseren, streven, herinneren, verlangen om ook maar iets of iemand te worden, een mens die niemand is, die geen subjectiviteit meer kent en een is met wat nu als werkelijke Werkelijkheid of Waarheid wordt ervaren.

Een mens die leeft in een tijdloze zee van puur Zijn, met een totaal andere innerlijke chemie, inderdaad een ander functioneren van de lichaamscellen en in totale ontspanning.

Voor de staat van bewustzijn van deze 'Gestorvenen' (en 'Herborenen') hebben wij een aantal namen, zoals: 'Verlichting', 'Bevrijding', 'Nirwana' of 'Moksha'.

Dit zou het gefantaseerde antwoord zijn.

Maar het is niet aannemelijk dat wij zo'n antwoord ontvangen.

Niet van priesters die hebben opgewekt tot 'geloven' in plaats van experimenteren en hartstochtelijk zoeken naar Waarheid.

Zij houden mensen gevangen in de steriliteit van een of ander geloof dat hen rampzalig bindt in een infantiele zijnswijze.

Zij durven zelfs de hypothese niet aan, uitgangspunt van iedere wetenschappelijke activiteit, dat de herboren staat een absoluut een zijn is met, een vervloeid zijn in, Bewustzijn (of Leven of fijnste Energie of Straling of Liefde).

Deze staat betekent dat iedere vereenzelviging met 'persoon' (en uiteindelijk ook het lichaam) is opgelost; dat er geen enkele vorm van subjectiviteit meer over is en deze gehele manifeste wereld wordt ervaren als Goddelijk scheppingsgebeuren, dat zich in een krankzinnige overdaad van miljoenen vormen telkens weer uitdrukt.

De Verlichte staat van bewustzijn is een vervloeid-zijn in het Mysterie.

Het is een staat waarin de primaire bewustzijnskwaliteit er een is van niet-weten, de staat van Goddelijke onwetendheid.

Met het woord 'geluk' wordt het niet juist omschreven.

Ze is een permanente Zijnswijze van zegen, stilte en vrede.

Het bewustzijn is woordeloos.

Het leven als overweldigend Mysterie golft nu door een mens heen, die zich letterlijk ieder moment in onuitsprekelijke verwondering en dankbaarheid buigt voor het miraculeuze van alles wat hij ziet en ervaart.

In de totale onschuld die deze onwetendheid kenmerkt, zijn alle vragen verdampt.

Het Mysterie, of het nu ademen is of een bloem, de sterren of een grashalm, wordt eenvoudig beleefd.

Leven is het Mysterie.

In deze staat van totale ontvankelijkheid voor het leven, waarin de inspecterende kenner is verdwenen, is de mensachtige eindelijk Mens geworden.

In die staat blijft de functie van weten over (knowing about) als capaciteit van de geest bestaan.

Een Verlicht mens kan zeer wel wetenschappelijk bezig zijn en logisch denken.

Ja zelfs is hij de enige mens die werkelijk helder denkt.

Maar de primaire Gestalt van het bewustzijn is een verwijlen in onmetelijk Mysterie dat nimmer gekend (geweten) kan worden.

Onwetendheid is inderdaad Zegen.

Er is in ieder mens een diepe onvrede met zijn ik-bestaan en met alle strategische plannen die hij ontwerpt om dit 'ik' te beschermen en overeind te houden.

Men moet erg onbewust zijn om dat niet, hoe vaag ook, in de gaten te hebben.

Men is zich bewust van het eeuwige denken, het fantaseren, de chronische zelf-preoccupatie, de obsessie met 'mijn' verlangens, die uiteraard in conflict met 'jouw' verlangens en zelf-preoccupatie zijn.

Het leven van ieder mens kent een onbehagen, onvrede en twijfel.

Hij lijdt en vraagt zich af - althans als hij gevoelig voor dit lijden wordt - wat de oorzaak van dit lijden is.

De mens voelt intuïtief dat hij niet een is met de stroom van het leven en de mogelijkheid van totale eenwording wordt hem door de stille stem van zijn existentie toegefluisterd.

Op deze momenten van eenwording en ook op deze onrust in het hart van ieder mens ligt een taboe.

Het taboe op transcendentie, op het overstijgen: overgave en offer van het persoonlijke zelf, op deze ik-dood en op dat andere - transcendentale - bewustzijn dat zich daarna ontvouwt.

Wij willen daar niets van weten.

'Het is niet voor ons,' (zegt de priester).

Het is alles veel te moeilijk; we zijn er niet aan toe en we dienen er ons dus niet mee bezig te houden.

Deze ontwikkelingsmogelijkheid van de mens wordt op alle mogelijke wijzen verketterd.

Het wordt 'zweverig', 'niet realistisch' genoemd door de vertegenwoordigers van het wetenschappelijk materialisme en door de vertegenwoordigers van 'godsdiensten', die mensen voorhouden slechts te geloven. (Uiteraard is het niet alleen taboe op de Verlichte staat van bewustzijn. Er ligt een taboe op alles wat met de bewustzijnsweg te maken heeft.)

Zo manifesteert zich het taboe, zoals zich ook het taboe op de gewone dood manifesteert.

Ook van de gewone dood zeggen we, in harde ontkenning van de feiten: 'daar denk ik niet over, daar ben ik niet aan toe, het zal mij niet overkomen, daar wil ik niets van weten.'