LEVENDE
GEDACHTEN
x
OSHO
x
KRISHNAMURTI
x
MAHARISHI
x
MEHER BABA
x
SAI BABA
x
VIVEKANANDA
x
BHAGAVAD GITA
x
MYSTIEK
x
NIETZSCHE
SPINOZA
FILOSOFIE OVERIGE
x
I TJING  
x
THOMAS EVANGELIE
x
OVERIGE
x
CITATEN
x
TREFWOORDEN & LINKS
x
SITEMAP
x
HOMEPAGE

 

       SPINOZA: GOD-WERELD-LEVEN 

  GEEST EN LICHAAM  

Naar Spinozistische denkwijze kenmerkt het goddelijk wezen zich door het vermogen tot zelfontplooiing als eeuwig 'worden' en 'bewegen' en derhalve kunnen ook de openbaringswijzen Gods, gelijk geest en lichaam zijn, niet anders worden begrepen dan als momenten in het wordings- en bewegingsproces, waarin het goddelijke wezen zich ontvouwt.

De geest wordt dus niet opgevat als een op zichzelf bestaand vermogen, waarop denkfuncties betrokken worden; het lichaam niet als deel ener onbewegelijke materie.

Beide, geest en lichaam, zijn producten van het goddelijke Zelfbewustzijn, dat enerzijds als goddelijk Denken de grond is van de geestelijke wereld, anderzijds als goddelijke Aanschouwing, die zelf vormgevend is, het aanzijn van de wereld bepaalt onder het gezichtspunt van ruimte en kracht, de lichamelijke of stoffelijke wereld.

Zo is de geest op te vatten als een schakel in het ontvouwingsproces van het goddelijk Denken, het lichaam als een schakel in het proces, waarin zich de goddelijke vormgevende Aanschouwing voltrekt.

Voor zover geest en lichaam schakels zijn in het proces, waarin het goddelijke wezen zich ontvouwt, zijn zij enerzijds door andere zodanige schakels bepalen.

Hierin ligt de wezensontplooiing van geest en lichaam: de geest als moment van begripsontwikkeling, het lichaam als moment van het worden in de oneindige ruimte, waarin zich de eeuwige beweging en verandering (causaliteit) der stoffelijke natuur openbaart.

Het goddelijk Zelfbewustzijn is de grond van geest en lichaam en daarom zijn beide in de eenheid van dit Bewustzijn begrepen - een onder het gezichtspunt van het goddelijk Zelfbewustzijn -, maar voor het menselijk bewustzijn hebben geest en lichaam elk principieel een eigen sfeer, zonder dat wederzijdse bepaling mogelijk is: van het aanschouwde, de lichamelijke of stoffelijke wereld, is geen andere begripskennis mogelijk dan die, welke de geest uit zichzelf voortbrengt.

Dit is het idealistisch kenmerk der Spinozistische beschouwingswijze.

In het voorgaande werd de Spinozistische opvatting van geest en lichaam uit het gezichtspunt van hun zin in de goddelijke Orde beschouwd.

Het probleem 'geest en lichaam' moet echter ook met betrekking tot de mens en van deze uit worden gesteld en betreft alsdan de ontwikkelingsgang van 's mensen geest, voor zover zijn lichaam, als in de ervaring gegeven en als concrete bijzonderheid opgevat, hierbij slechts als uitgangspunt voor de ontwikkelingsgang, welke de geest van de mens doorloopt, is aan te merken.

Aldus beschouwd, behoort het probleem 'geest en lichaam' tot de Spinozistische levensleer, welke niet de ontvouwing van geest en lichaam uit het goddelijke wezen betreft (wereldleer), maar de ontwikkeling van 's mensen geest tot inzicht in zijn goddelijke wezensbron, waarin de volkomenheid van de menselijke geest gelegen is.

De geest van de mens, die aanvangt in de staat van zijn zelfbewustwording, vat de verschijnselen in hun bijzonderheid (concreet) en als in de ervaring gegeven op.

Op deze wijze openbaart de menselijke geest zich in zijn subjectieve gesteldheid, waarin hij de eeuwige waarheid de waarden niet vermag te benaderen.

Het is de gesteldheid van 's mensen geest, die beheerst wordt door al het tijdelijke, vergankelijke en individuele, dat de gedachte aan eigen lichaam medebrengt.

Maar de geest van de mens, die zelf een van de openbaringswijzen is, waarin de goddelijke Rede zich in de wereld uitdrukt, is opgenomen in het proces dier Rede en ontplooit zich in een opgang van inzicht in de goddelijke Orde.

Aldus ontstijgt de menselijke geest aan zijn subjectieve en individuele gesteldheid en openbaart hij zijn eeuwigen, objectieven aard.

In deze staat is de gedachte aan het individuele lichaam en daarmede aan al het bijzondere, tijdelijke en vergankelijke, overwonnen en toont de mens zich in zijn eeuwig, geestelijk wezen, openbarende de orde van denken, zoals deze in de goddelijke Rede is geworteld.

In aansluiting aan de beide fundamenten van de Spinozistische denkwijze: ontvouwing van de wereld uit God enerzijds, ontwikkeling van 's mensen inzicht in wereld en leven in verband tot God anderzijds, is het probleem 'geest en lichaam' verdeeld in 'Geest en Lichaam in de goddelijke Wereldorde' en 'De Mens als Geest en Lichaam', waarbij nader wordt onderscheiden tussen 'De Mens als individuele bepaaldheid van Geest en Lichaam' en,'s Mensen Geest, bevrijd van het individuele, en zijn verhouding tot het Lichaam'.

Geest en lichaam als eindige openbaringsvormen Gods.

's Mensen geest is een deel van het 'oneindig Verstand' Gods (de goddelijke Rede).

Het wezen van de mens, voor zover hij denkt, is een openbaringswijze van het goddelijke Denken.

Van de menselijke geest bestaat in God een idee.

Alles beweegt zich in God.

Geest en lichaam als eenheid in de goddelijke oneindigheid.

Het goddelijk Denken en de goddelijke Aanschouwing maken een en hetzelfde goddelijk Wezen uit, dat zich openbaart zowel in het ene als in het andere wezenskenmerk.

Geest en lichaam zijn een en hetzelfde wezen, dat hetzij als openbaringswijze van het goddelijk Denken, hetzij als openbaringswijze van de goddelijke Aanschouwing begrepen wordt.

Geest en lichaam in het goddelijke zelfbewustzijn onderscheiden in de goddelijke wezenskenmerken van denken en aanschouwing.

Het begrip van Gods wezenskenmerken heeft God zelf tot grond, voor zover hij Bewustzijn is.

Denken is een goddelijk wezenskenmerk.

Aanschouwing is een goddelijk wezenskenmerk.

Eenheid van de geestelijke natuur in God.

In de natuur is een oneindige Denkkracht(goddelijke Rede), die, voor zover zij oneindig is, de gehele natuur als idee omvat.

Eenheid van de lichamelijke natuur in God.

De gehele natuur is een eenheid, welke delen, de lichamen, zich oneindig wijzigen zonder dat de eenheid zelve verandert.

De mens als geest en lichaam.

De mens kan geen andere verschijnselen gewaarworden of begrijpen dan lichamen en openbaringswijzen van denken (ideeën).

De mens denkt.

Het lichaam kan de geest niet tot denken, noch kan de geest het lichaam tot beweging of rust bepalen.