LEVENDE
GEDACHTEN
x
OSHO
x
KRISHNAMURTI
x
MAHARISHI
x
MEHER BABA
x
SAI BABA
x
VIVEKANANDA
x
BHAGAVAD GITA
x
MYSTIEK
x
NIETZSCHE
SPINOZA
FILOSOFIE OVERIGE
x
I TJING  
x
THOMAS EVANGELIE
x
OVERIGE
x
CITATEN
x
TREFWOORDEN & LINKS
x
SITEMAP
x
HOMEPAGE

 

      KRISHNAMURTI: EEN DRUPPEL ZEN IN IEDERS BEKER 

  "CHRISTUS" IS HET BESEF DAT ER GEEN AFZONDERLIJK "IK" IS  

Alan Watts staat in vele opzichten kritisch tegenover de theologie, maar keert zich met name tegen haar benadering van het historische karakter van het geloof.

Het volgende commentaar is heel kenmerkend: 'het christendom begon aan een stervensproces op het moment dat de theologen begonnen de goddelijke boodschap als geschiedenis te behandelen - toen zij het verhaal van God, de schepping en de zondeval gingen aanzien voor een verslag van gebeurtenissen die plaatsvonden in een historisch verleden.

Vele gelovigen zijn geneigd de conclusie die uit deze uitspraak kan worden getrokken te onderschrijven voor zover het gaat om de schepping en de zondeval.

Zij zouden zich echter verzetten tegen de gedachte dat de persoon en de handel en wandel van Jezus eveneens in die zin moeten worden opgevat.

De hele christelijke zaak, zouden ze zeggen, berust op het 'schandaal van particularisme'.

D.w.z. God openbaarde zich ten volle in het leven van een concreet mens, Jezus van Nazareth.

Watts noemt dit de theorie van de 'historische abnormaliteit'.

Volgens deze theorie beperkt de vleeswording zich niet alleen tot het 'dode' verleden, maar ook tot een enkel individu.

De gedemythologiseerde 'Jezus van de geschiedenis' heeft al even weinig diepgang.

Hij wordt een profeet die ons veeleer aanspoort tot veranderingen in ons gedrag dan tot transformaties van ons bewustzijn.

Miljoenen hebben de persoon van Jezus vereerd.

Niettemin kunnen niet alleen zijn ethische leerstellingen of zijn persoonlijkheid een zo sterke aantrekkingskracht hebben voor christenen, zelfs al zou men daarover met zekerheid iets kunnen weten.

Het beeld dat we via het Nieuwe Testament van Jezus hebben is voor velen hoekig en onaantrekkelijk.

Suzuki heeft een interessant essay geschreven over kruisiging en verlichting, waarin hij spreekt over het psychologische verschil tussen Oost en West in het licht van de 'verticale' dood van Christus en de 'horizontale' dood van de Boeddha.

Vele anderen hebben de aandacht gevestigd op het contrast tussen de gelukzalige Boeddha en de Messias met zijn vertrokken gelaat, maar Suzuki merkt op dat voor de Oosterse mentaliteit de aanblik van de hulploze, gekruisigde Jezus bijna ondraaglijk is.

Het verticale kruis suggereert strijdlust en actie.

De achteroverleunende, horizontale Boeddha daarentegen suggereert ruimdenkendheid, vrede en verdraagzaamheid.

In dezelfde zin wekt de zittende, meditatieve Boeddha, met het zwaartepunt in zijn lendenen, associaties op met mededogen en verstilde rust.

Suzuki komt tot de conclusie dat de volkomen tegenstrijdige beelden een diepe kloof uitbeelden tussen het boeddhisme en het christendom, hetgeen zijn weerslag vindt in de wederzijdse opvattingen omtrent de aard van het zelf.

De boeddhistische visie beschouwt kruisiging als niet noodzakelijk, omdat er geen zelf is dat gekruisigd moet worden.

Suzuki was een diepzinnige denker en zijn beschouwingen over het agressieve, scheiding veroorzakende symbolisme als kern van het christelijke geloof zijn moeilijk oppervlakkig te noemen.

Het is voor Westerse christenen ongetwijfeld moeilijk, zich voor te stellen hoe egocentrisch hun religie in de ogen van een boeddhist kan zijn.

Niettemin, zou ik zeggen, heeft het christendom aspecten die een minder oppervlakkige interpretatie verdienen dan wat als zodanig in de populaire christelijke opvattingen is terug te vinden en waar Suzuki's kritiek zich op richt.

In andere geschriften heeft Suzuki trouwens de aandacht gevestigd op gebieden waar christendom en boeddhisme elkaar zelfs nabij komen.

In een voordracht getiteld 'Christendom en Boeddhisme' trekt hij een parallel tussen waarheid, vrijheid en verlichting: 'christenen zeggen: 'de waarheid zal ons vrijmaken', volgens het boeddhisme zal de verlichting ons vrijmaken.

Dus de christelijke 'waarheid' is de boeddhistische verlichting', zouden we kunnen zeggen'.

Niettemin herhaalt hij in dezelfde voordracht de vraag die ik hierboven noemde.

Hij bedient zich daarbij van termen die een opmerkelijke overeenkomst vertonen met de taal van existentialistische theologen: 'waarvoor waren de drie dagen nodig?

Dat is het verschil tussen boeddhisme en christendom.

Het boeddhisme zou zeggen dat kruisiging opstanding inhoudt, niet dat de kruisiging door de opstanding gevolgd wordt.

De kruisiging zelf is de opstanding'.

Oppervlakkig gezien lijken het christendom en het Boeddhisme verdeeld door het verschil in waardering van de status van hun respectieve grondleggers, Jezus van Nazareth en Siddharta Gautama.

Iedereen is, schijnt het, een Boeddha, maar slechts een is de Christus.

Gautama was een opmerkelijk mens, die besefte dat hij 'boeddha' was, een gewekte.

Dat is iets wat alle mensen kunnen worden of al zijn in hun diepste wezen.

Iedereen kan evengoed een boeddha zijn als de Boeddha zelf.

Jezus wordt beschouwd als uniek, de Christus, iemand die alle mensen kunnen nadoen.

Het boeddha-zijn is een universele mogelijkheid, een vorm van hoogste verwerkelijking in het totale scala van menselijke ervaringen.

Gautama zelf was niet uniek, in die zin dat zijn Boeddhahoedanigheid niet was voorbehouden aan zijn eigen persoon.

Jezus daarentegen wordt traditioneel beschouwd als enig in zijn soort.

Zijn status als Christus is onafscheidelijk verbonden met zijn identiteit, Jezus van Nazareth.

De geschiedenis van het christendom kent een aaneenschakeling van ingewikkelde, vaak verbitterde discussies over de vraag hoe hij beide kon zijn op een unieke manier.

Deze strijd woedt nog steeds.

De meest recente schermutselingen betreffen het al of niet mythologische karakter van de vleeswording.

Het is wellicht de moeite waard om het probleem van een andere kant te benaderen.

Gautama als persoon is los te zien van zijn boeddhistische zelfverwerkelijking.

Waarom zouden we niet in soortgelijke zin spreken over Jezus en zijn bewustzijn als Christus?

Het Chistus-bewustzijn, de ervaring van eenheid met het goddelijke fundament van de wereld, zou dan gezien kunnen worden als een voor ieder mens toegankelijke, universele mogelijkheid.

Jezus verwezenlijkte die op een verbazingwekkende manier, maar alleen een dergelijke bewustzijnstoestand hoeft niet per se alleen te worden verwezenlijkt door de persoon van Jezus.

Mensen kunnen dit eveneens via andere kanalen ervaren.

Het is waar dat Jezus van de evangeliën vaak exclusieve rechten voor zichzelf schijnt op te eisen.

'Niemand komt tot de Vader dan door mij', enz.

Dit 'mij' zou echter in de context van deze studie uitgelegd kunnen worden als betrekking hebbend op het eenheid brengende Christus-bewustzijn en niet op de persoon die de woorden uitsprak.

Deze veronderstelling sluit de mogelijkheid van verering van Jezus als persoon niet uit.

In zekere zin kan het christendom zelf worden gezien als een vorm van bhakti of verering door yoga.

Het leven en de leer van Christus kunnen in feite worden beschouwd als een vorm van yoga.

Yoga betekent eenwording - het tegenovergestelde van vervreemding - in sociologische termen, of 'gescheiden zijn' in boeddhistische bewoordingen.

Iemands Yoga is zijn of haar of haar wijze van beantwoording van de vragen: 'wie ben ik?

En 'Waar hoor ik thuis?'

Van Jezus wordt verteld dat hij zei dat zijn juk zacht was.

In het kader van deze uiteenzetting kan dit worden opgevat als de mededeling dat zijn yoga of weg naar eenwording gemakkelijk was.

Daaruit volgt dat de eenwording met God niet iets is wat kan worden verworven.

Het is het verwezenlijken van iets wat er al is.

Er is geen berg die ons scheidt van God.

Boeddhisten maken soms gebruik van het realistische beeld van een berg om te illustreren wat voor een ontzagwekkende opgave het is, iemand tegenover zich te hebben die zich inbeeldt dat verlichting iets is wat mettertijd door louter inspanning zal komen.

Stel u een berg voor van hard graniet, tien kilometer breed en tien kilometer lang.

Eens in de honderd jaar vliegt er een vogel langs en strijkt langs de berg met een zijden doek.

Hoe lang zal het duren voor de berg is afgesleten?

Ook Jezus gebruikte toen hij het over het geloof sprak beelden van iets nietigs - een mosterdzaad - en iets gigantisch - een berg.

Het geloof dat Jezus bedoelt verzet bergen.

Het ziet dat er geen bergen of andere obstakels tussen God en ons bestaan. De bergen zijn denkbeeldig.

Wellicht ontstaan voor de theologen de problemen doordat zij zoeken naar een christologie van gewone mensen.

Het is onwaarschijnlijk dat 'in Christus zijn' zou kunnen betekenen dat men permanent onder spanning staat en zich voor altijd onmachtig voelt in zijn pogingen iemand te volgen die een onmogelijke voorsprong heeft.

Het moet op de een of andere manier het deelachtig worden van een bewustzijnstoestand inhouden 'die in Jezus Christus was'.

Het geloof in Jezus zou dan een vernietigende en omvorming van ons ik-gevoel ten gevolge hebben.

Zoals Watts het stelt: 'het begrip Christus staat voor de werkelijkheid dat er geen afzonderlijk zelf is dat zich moet overgeven.

Het opgeven van het ik is een pseudo-probleem.

'Christus' is het besef dat er geen afzonderlijk ik is'.

Van dit standpunt uit bezien onderging Jezus zelf een overweldigende ervaring van kosmisch, centraal bewustzijn, een gevoel van totale eenheid met het universum.

Deze gebeurtenis vond echter plaats in een cultuur die niet beschikte over een taal en een denksysteem om daar op subtiele wijze uitdrukking aan te geven, zonder dat er veel aanvoelingsvermogen aan te pas kwam, met de onvermijdelijke kans dat het verkeerd zou worden begrepen.

En verkeerd begrepen werd het.

De ervaring van Jezus - eenwording met de Godheid - werd in het evangelie een boodschap over hem.

Jezus wordt de kruk in plaats van de ruggengraat van de gelovige.

We kunnen zelfs zeggen dat de volgeling veeleer 'Christus' moet worden dan een christen.

Als de theoloog nog steeds wil praten over de vleeswording, kunnen we daar de zin van inzien, vooropgesteld dat de betekenis ervan zodanig kan worden opgevat, dat de waarheid omtrent het bestaan in onszelf te vinden is.

Niet in ons 'zelf' natuurlijk, in de traditionele zin van het woord.

Als het beeld van dit zelf is verbrijzeld, openbaart zich een nieuwe, diepere identiteit.

Watts zegt het kort en bondig: 'als God zichzelf tot het uiterste ontledigt is Hij mens, en als de mens zich tot het uiterste ontledigt is hij God'.

Jung betreurde de wijze waarop Christus zo vaak werd beschouwd als de uiterlijke werkelijkheid.

Hij zegt dat: te weinig mensen het goddelijke beeld hebben ervaren als het intiemste bezit van hun eigen ziel.

Christus ontmoet hen van buitenaf, nooit vanuit het centrum van hun eigen innerlijk.