LEVENDE
GEDACHTEN
x
OSHO
x
KRISHNAMURTI
x
MAHARISHI
x
MEHER BABA
x
SAI BABA
x
VIVEKANANDA
x
BHAGAVAD GITA
x
MYSTIEK
x
NIETZSCHE
SPINOZA
FILOSOFIE OVERIGE
x
I TJING  
x
THOMAS EVANGELIE
x
OVERIGE
x
CITATEN
x
TREFWOORDEN & LINKS
x
SITEMAP
x
HOMEPAGE

 

      FILOSOFIE: HET ABSOLUTE 

  BL. PASCAL: HET GELOOF - EEN GOK OP DE EEUWIGHEID  (1670) 

Als er een God is, is Hij oneindig onbegrijpelijk omdat Hij geen delen of grenzen en dus met ons geen enkele overeenkomst heeft.

Wij zijn dus niet in staat te weten wat Hij is of dat Hij er is.

Als dit zo is, wie zal het dan wagen dit probleem (betreffende de kennis van God) op te lossen?

Niet wij, die niets hebben dat met Hem overeenkomt.

Wie zal dan de christenen verwijten dat zij geen rekenschap kunnen geven van hun geloof, zij die een religie belijden waarvan ze geen rekenschap kunnen geven?

Zij verklaren, als ze haar voor de mensen uitleggen, dat zij een dwaasheid, 'stultitia' is, en dan klaagt ge nog dat ze haar niet bewijzen.

Als zij haar bewezen, zouden ze geen woord houden; door géén bewijzen aan te voeren, tonen ze zich verstandig.

Ja, maar al verontschuldigt dat degenen die haar als zodanig voordragen, en vrijwaart het hen tegen het verwijt dat zij haar zonder reden voordragen, het verontschuldigt niet degenen die deze religie zouden aanvaarden.

Laten we dit punt onderzoeken en zeggen: 'God bestaat of Hij bestaat niet'.

Naar welke kant zullen we overhellen?

De rede kan geen uitsluitsel geven; er is een oneindige afgrond die ons scheidt.

Er wordt hier, aan het ene eind van die oneindige afstand, een spel gespeeld, waarbij het kruis of munt zal zijn.

Wat wedt ge?

Redelijkerwijs kunt ge noch het ene noch het andere doen; redelijkerwijs kunt ge geen van beide verdedigen.

Maak degenen die een keus gedaan hebben dus geen verwijt van een vergissing, want ge weet er niets van.

Neen, maar ik verwijt hun, niet dat ze deze keus, maar dat ze een keus gedaan hebben, want al maken beiden, degene die kruis wedt en de andere (die munt wedt) eenzelfde fout, zij maken beiden een fout: het juiste is niet te wedden.

Jawel, maar ge moet wedden.

Dat is niet vrijwillig, ge zit in het schuitje.

Wat neemt ge dus?

Zien we, nu er gekozen moet worden, waar ge het minste belang bij hebt.

Ge hebt twee dingen te verliezen: het ware en het goede, en twee dingen op het spel te zetten: uw rede en uw wil, uw kennis en uw zaligheid; en uw natuur heeft twee dingen te vermijden: dwaling en ellende.

Uw rede treft geen groter letsel als zij het ene of het andere kiest, want ge moet noodzakelijk kiezen.

Dit punt is opgehelderd.

Maar uw zaligheid?

Wegen we winst en verlies tegen elkaar af, als we aannemen dat God bestaat.

Schatten we deze beide gevallen: als ge wint, wint ge alles; als ge verliest, verliest ge niets.

Wed dus dat Hij bestaat, zonder te aarzelen.

Dat is prachtig.

Ja, ik moet wedden; maar ik verwed misschien te veel.

Laten we eens zien.

Omdat er evenveel kans is op winst als op verlies, zoudt ge, als ge slechts twee levens voor één te winnen had, nog kunnen wedden; maar als er drie te winnen waren zoudt ge moeten spelen (ge bevindt u immers in de noodzaak te spelen), en ge zoudt onvoorzichtig zijn, als ge gedwongen zijt te spelen, niet uw leven te wagen om drie te winnen bij een gelijke mogelijkheid op verlies of winst.

Maar er is een eeuwigheid van leven en geluk (te winnen).

En waar dat zo is, ook al was er een oneindig aantal kansen waarvan één enkele voor u, had ge nog gelijk er één te verwedden voor twee; en ge zoudt onverstandig handelen, gegeven het feit dat ge verplicht zijt te spelen, als ge weigerde één leven in te zetten tegen drie in een spel, waarbij op een oneindig aantal kansen er één is voor u - als er een oneindigheid van oneindig - gelukkig leven te winnen viel.

Maar hier is een oneindigheid van oneindig gelukkig leven te winnen, één kans op winst tegen een eindig aantal kansen op verlies, en wat ge waagt is eindig.

Daarmee vervalt iedere kansberekening: overal waar het oneindige optreedt en waar niet een oneindig aantal kansen op verlies tegen één op winst bestaat, valt niet meer te wikken en te wegen, men moet alles geven.

En zo moet men, wanneer men gedwongen is te spelen, aan de rede verzaken om het leven te behouden, liever dan dit op het spel te zetten waar een oneindige winst even goed mogelijk is als het verlies van wat niets is.

Want het dient nergens toe als men beweert, dat het onzeker is of men winnen zal, maar dat het zeker is dat men iets waagt, en dat de oneindige afstand die er ligt tussen de zekerheid van het risico en de onzekerheid van de winst, het eindige goed dat men zeker waagt, gelijk stelt met het oneindige dat onzeker is.

Zo is het niet.

Elke speler waagt met zekerheid om met onzekerheid te winnen, en toch waagt hij zeker het eindige om onzeker het eindige te winnen, zonder tegen de rede te zondigen.

Er is geen oneindige afstand tussen deze zekerheid dat men iets riskeert en de onzekerheid van de winst; dat is onjuist.

Inderdaad is het verschiloneindig tussen de zekerheid te winnen en de zekerheid te verliezen.

Maar de onzekerheid te winnen is evenredig aan de zekerheid van wat men waagt, naar de verhouding van de kansen op winst en verlies.

Vandaar dat, wanneer er evenveel kansen zijn aan de ene als aan de andere kant, de partij gelijk op kan gespeeld worden, en dan is de zekerheid van het risico gelijk aan de onzekerheid van de winst: en ze liggen bij lange na niet oneindig ver van elkander.

En zo is onze stelling van oneindige kracht, als het eindige moet ingezet worden in een spel, waarbij de kansen op winst en verlies gelijk zijn, en het oneindige te winnen valt.

Dat is bewijskrachtig; en zo de mensen vatbaar zijn voor een waarheid, is het deze.