LEVENDE
GEDACHTEN
x
OSHO
x
KRISHNAMURTI
x
MAHARISHI
x
MEHER BABA
x
SAI BABA
x
VIVEKANANDA
x
BHAGAVAD GITA
x
MYSTIEK
x
NIETZSCHE
SPINOZA
FILOSOFIE OVERIGE
x
I TJING  
x
THOMAS EVANGELIE
x
OVERIGE
x
CITATEN
x
TREFWOORDEN & LINKS
x
SITEMAP
x
HOMEPAGE

 

   GOD            TREFWOORD < GOD>

CITATEN 

SWAMI RAMDAS: God woont gelijkelijk in ieders hart. Er bestaat geen veelvoud van God.
ECKHART: Toen ik mij vrijmaakte van alle schepselen, vond ik God.
ECKHART: God is zozeer in alle dingen, dat Hij ook buiten alle dingen is.
AYAAN HIRSI ALI: Ik beheers de kunst van het liegen, maar toen het liegen niet meer nodig was - er is geen God, ik hoef niet de waarheid te spreken omdat God dat van mij wil - heb ik er bewust voor gekozen om het nooit meer te doen.
FEUERBACH: God is een door de mens gemaakt wezen, waarop de mens omwille van eigen geluk en genotsverhoging zijn menselijke idealen, noden en wensen projecteert.
MARNIX GIJSEN: De gedachte dat een opperwezen vierentwintig uren per dag zou nagaan wat wij hier verrichten, lijkt me even potsierlijk als pretentieus.
LUTHER: God is geen God van droefheid, maar een God van troost en blijdschap. Hij heeft geen behagen in onze nutteloze droefheid. Want de droefheid over de zonde is van korte duur en is tegelijk ook aangenaam door de belofte van genade en vergeving der zonden. Die andere droefheid is echter van de duivel en is zonder belofte; het is puur een bezorgdheid over onmogelijke dingen, die God alleen aangaan.
EINSTEIN: God dobbelt niet.
ECKHART: Veel mensen willen God aankijken met de ogen waarmee ze een koe aankijken, en ze willen van God houden zoals ze van een koe houden. Daarvan hou je wegens de melk en de kaas en omwille van je eigen nut. Zo doen ook al die mensen die van God houden om uiterlijke rijkdom en innerlijke troost; die houden niet echt van God, maar van hun eigenbelang.
N.WALSCH: God was eenheid (alles was wit), maar wilde zichzelf leren kennen door zichzelf te ervaren (het wit kan zichzelf kennen vanwege het zwart) . God had wijsheid, maar geen ervaring van zichzelf.
MARTIN BUBER: De mens met het ingewikkelde zielscomplex vol tegenstrijdigheden is niet verloren; haar innerlijkste wezen, de godskracht in haar diepte, vermag op haar in te werken, haar te wijzigen, de krachten die elkaar tegenwerken, te verbinden en de elementen die uiteenstreven, in elkaar te doen versmelten; zij kan van haar een eenheid scheppen.
ECKHART: Denk niet dat het met God is als met een menselijke timmerman die werkt en niet werkt als hij dat wil; bij wie het dus van zijn wil afhangt of hij zin heeft om iets te doen of te laten. Zo is het niet met God: wanneer God jou bereid vindt, moet Hij werken en zich in jou uitgieten, op dezelfde manier waarop de zon, als de lucht zuiver en helder is, zich moet uitgieten en zichzelf niet kan tegenhouden. Zeker, het zou een heel groot gebrek zijn van God als Hij niet grote dingen in jou zou gieten, wanneer Hij je zo ontruimd en leeg aantrof.

WIM KAN: God is dood, en nou de gelovigen nog.

KUITERT: Het spreken over God heb ik altijd "een zoekontwerp van beneden over Boven" genoemd. Anders gezegd: we hebben niet meer in handen dan massa's menselijke praat over God. En het enige wat erop zit is dat ieder van ons daarmee de wereld intrekt en kijkt of het leven die praat geheel uitvlakt, dan wel of je er sporen van, vingerwijzingen voor het geloof in het bestaan van God in terugvindt. In "Zeker weten" staat: "De auteur van dit boek kan u dat - of God is - niet meedelen, dat moet u zelf vinden."
J.PETERS: God is een op angst gebaseerde hypothese.
KUITERT: Maar God heeft niet echt een Zoon, en is niet echt een Vader, zoals ik een vader van een zoon ben. Het is alles "bij wijze van spreken", in termen van onze verhoudingen wordt in de christelijke leer iets over God gezegd.
KUITERT: Als ik mensen hoor zeggen dat ze God nooit meer tegenkomen, denk ik dat ze er een zoekplaatje uit zo'n kinderbijbel op na houden, een plaatje van een tam gemaakte God. Allicht, die kom je niet tegen, want die bestaat niet. God de Schepper is net zo dubbelzinnig als onze werkelijkheid, met haar hemel van vreugdes en haar hel van verdriet. Kan je dat allemaal aan God vastknopen? Of je dat nu kan of niet: als God - om met György Konrad te spreken - daar de hand niet in heeft, waarin dan wel?
BOEHME: Wie God niet in zich draagt, kan Hem niet zien.
BOEHME: God zoekt de sterken, de moedigen die zichzelf weten te helpen, want in hen spiegelt God zichzelf.
BOEHME: In ieder van ons kan God mens worden. Daarom moet men ook in het laatste uur nog trachten God in een mens te wekken.
BOEHME: God heeft ons macht gegeven dat we over de aarde kunnen heersen en zo zullen we ook eens over haar vervloeking heersen en haar verlossen.
ABDUL'L-BAHA: Voor ieder scherpziend en verlicht hart is het duidelijk dat God, de onkenbare Essentie, het Wezen van God, onmetelijk verheven is boven iedere menselijke eigenschap, zoals lichamelijk bestaan, stijgen en neerdalen, vooruitgang en teruggang. [-] Hij is en was altijd verborgen in de aloude eeuwigheid van Zijn wezen en zal eeuwigdurend in Zijn Werkelijkheid verborgen blijven voor het oog van de mens.
ABDUL'L-BAHA: Het wezen van God is niet te bevatten voor de mens, even als de werelden achter deze werelden en de omstandigheden die er heersen. Het is aan de mens gegeven kennis en hoge geestelijke eigenschappen te kunnen verwerven, verborgen waarheden te ontdekken en zelfs eigenschappen Gods te vertonen, maar de mens kan het Wezen Gods niet bevatten. Waar de steeds wijder wordende cirkel van menselijke kennis aan de geestelijke wereld raakt, zendt God een Manifestatie die Zijn heerlijkheid weer-spiegelt.
AUGUSTINUS: God dienen is de ware vrijheid.
AUGUSTINUS: God heeft zout in onze monden gelegd, opdat wij naar Hem zouden dorsten.
SCHOPENHAUER: Als een god deze wereld gemaakt heeft, dan zou ik niet die god willen zijn; haar ellende zou me het hart uiteenrijten.
EPICURUS: Wil God kwaad voorkomen, maar kan hij niet? Dan is hij niet almachtig. Kan hij wel, maar wil hij niet? Dan is hij kwaadaardig. Kan hij wel en wil hij wel? Waar komt dan het kwaad vandaan? Kan hij niet en wil hij niet? Waarom noemt men hem dan God?
ANONIEM: Wanneer God een traan in uw oog geeft, wil Hij een regenboog in uw hart geven.
ANONIEM: Soms zou ik God willen vragen waarom Hij al die armoede, honger en onrecht toestaat als Hij er wat aan kan doen, maar ik ben bang dat God mij dezelfde vraag zou stellen.
ANONIEM: Vertrouw op God, maar zet wel je fiets op slot.
ANONIEM: Het woord van God bewaar je niet in de boekenkast, maar in je hart.
KABIR: God is in mij en is in U zoals het leven in iedere zaadkorrel; overwin de hoogmoed en zoek Hem in uzelf.
ANONIEM: Voor God moet men zich buigen, omdat Hij zo groot is; voor het kind, omdat het zo klein is.
ANONIEM: God komt dikwijls op bezoek, maar meestal zijn we niet thuis.
ANONIEM: Als de dood god is, is God dood, maar als God god is is de dood dood.
ANONIEM: Breng je zorgen maar bij God, Hij is toch de hele nacht wakker.
IERS GEZEGDE: God heeft de tijd geschapen, en de mens de haast.
ANONIEM: God kent geen speciaal zijn - werkelijk begrip hiervan zou het overgrote deel van de gebeden veranderen.
ECKHART: De Godheid gaf alle dingen over aan God. De Godheid is arm, naakt en leeg alsof Zij niet bestond. Zij bezit niet, wil niet, begeert niet, werkt niet, ontvangt niet. Het is God die de schat en de bruid in zich heeft. De God-heid is zo leeg alsof zij niet bestond.
ST.BERNARD: Wie is God? Ik kan geen beter antwoord bedenken dan: Hij die is. Niets is meer toepasselijk voor de eeuwigheid, die God is. Wanneer gij God goed noemt, of groot, of gezegend, of wijs, of iets dergelijks, dan ligt dat in deze woorden opgesloten, n.l. Hij is.
BRUNO: God is in iedere grashalm, in iedere korrel zand, en in ieder atoom dat zweeft in het zonlicht.
VOLTAIRE: Als God niet bestond, zouden we hem moeten uitvinden.
A.T ROBINSON: Niemand kan bewijzen, dat God wél of niet beslaat. Hij is per definitie te groot voor onze redeneringen. Wie hem wil bewijzen zal hem in zijn leven waar moeten maken. God bestaat als mensen hem waar maken. God bestaat als wij een samenleving bouwen die recht doet aan iedereen, waar mensen met elkaar het voedsel delen om vrede inhoud te geven. Nee, God is niet daarboven God zal alleen hier beneden een thuis hebben als mensen elkaar Zijn nabijheid bewijzen.
KABIR: Toen ik was, was God niet; Nu dat God er is, ben ik niet. Het pad der liefde is zo nauw dat het geen plaats heeft voor twee.
HET GEHEIMBOEK VAN JOHANNES: Het is niet juist zich hem, de Geest, als een god of iets dergelijks voor te stellen, want hij overtreft de goden. Hij is een begin zonder begin, want vóór hem was er niets. En hij heeft ook niets nodig, want hij is onvolmaakbaar, daar hij helemaal niet nodig had volmaakt te worden, maar te allen tijde geheel volmaakt is. Hij is een Licht. Hij is onbegrensbaar, omdat er niemand vóór hem was om hem te begrenzen. Hij is de Ongedifferentieerde, omdat er niemand vóór hem was om hem te differentiëren; de Onmetelijke, omdat geen ander die vóór hem bestond, hem gemeten heeft; de Onzichtbare, omdat niemand hem gezien heeft; de Eeuwige die altijd is; de Onuitsprekelijke, omdat niemand in staat is geweest hem in woorden uit te drukken; de Onbenoembare, omdat er niemand was om hem een naam te geven. Hij is het Onmetelijke Licht, de reine, heilige Zuiverheid, de Onuitsprekelijke, die onvergankelijk volkomen is.
PLATO: God is onkenbaar, ondoorgrondelijk, volkomen een mysterie, dat boven alle zijn en bewustzijn verheven is.
ECKHART: Alle dingen zijn God zelf.
FEUERBACH: God is iets in de verbeelding, iets in de verbeelding van de mens, maar in waarheid en werkelijkheid is Hij niets. De idee God ontspringt uit de projectie door de mens van iets dat alle mensen gemeen hebben en dat hij tot een God maakt. De kennis van God is de kennis van de mens van zich zelf, van zijn eigen wezen. God is een ideaal beeld van het menselijk wezen, dat gezien wordt als zelfstandig bestaand. Het is het naar buiten getreden zelf van de mens... Dat, wat de mens niet werkelijk is, maar wat hij wil zijn, dat maakt hij tot zijn God, of dat is zijn God. De mens, die nimmer de toestand van volkomen geluk kan bereiken, schept zich in zijn verbeeldingsvermogen goden, die volmaakt gelukkig zijn. Een God is de in fantasie bevredigde geluksdrift van de mens.
HERAKLEITOS: God is dag en nacht, winter en zomer, oorlog en vrede, overvloed en honger.
EPICURUS: God is in de wereld inbegrepen. Hij is de ziel van de wereld. Hij is de schepper van de wereld en de vader van alles. Ja, de ganse aarde en de ganse hemel vormen het goddelijke zijn; God woont zelfs in de riolen, in de spoelwormen en de misdadigers. De wereld is dus een organisch geheel, een alomvattend, met rede begiftigd levend wezen, en de rede doordringt ieder deel van de wereld.
KAHLIL GIBRAN: Als God de kracht, God de macht, God de geest, God het onderbewustzijn van het Leven in alle strijd is die op deze planeet plaatsvindt, moet Hij in deze oorlog van volkeren zijn. Hij is deze oorlog, zoals Hij alle oorlogen is. Hij, de machtige, vecht voor een machtiger zelf, een helderder zelf, een zelf van hoger leven. De geest (the mind) van deze wereld is niet vrij van haar lichaam - en zolang het lichaam vecht voor meer leven, zal de geest blijven vechten voor meer leven, meer geest. Er is niet zoiets als de strijd om de dood. Er is niets op deze planeet dan een strijd om het Leven. Elke fysieke of mentale beweging, elke golf van de zee en elke
gedachte of droom is een strijd om méér leven.
RAMAKRISHNA: God is in alle mensen, maar alle mensen zijn niet in God; dat is de reden waarom ze lijden.
SENECA: God die alles in allen is, kan bij veel namen genoemd worden. Elke naam is de zijne. Zou je hem Noodlot willen noemen? Je vergist je niet. Hij is het van wie alle dingen afhangen, de oorzaak aller oorzaken. Zou je hem Voorzienigheid willen noemen? Je hebt gelijk. Hij is het wiens gedachte voorziet dat het universum zich ongehinderd in zijn kringloop beweegt en zijn rol speelt. Zou je hem Natuur willen noemen? Je zult niet worden tegengesproken. Hij is het uit wie alle dingen geboren zijn, bij wiens adem wij leven. Zou je hem Universum willen noemen? Je zult niet bedrogen worden. Hij zelf is dit geheel dat je ziet, zijn eigen delen vult, zichzelf onderhoudt en wat het zijne is.
KABIR: God is in mij, God is in u, zoek hem binnen in u.
ECKHART: God en Godheid zijn zo verschillend als hemel en aarde. De hemel staat duizenden mijlen boven de aarde, en zo staat ook de Godheid boven God.
ECKHART: Gij moet God liefhebben als niet-God,  niet-Geest, niet-persoon, niet-beeld, maar zoals Hij is, louter als het pure, absolute Ene, ontdaan van alle dualiteit, waarin we eeuwig moeten verzinken, van het niets tot het niets.
BOEHME: Waarom schiep God de mens? Opdat God een evenbeeld uit zichzelf naar buiten brengen en in dit evenbeeld zichzelf bewust worden zou.
ECKHART: Als ik God wil kennen zal ik Hem moeten worden, en Hij mij.
URANTIABOEK: De Eerste Oorzaak en Universum-Kern heeft zichzelf nooit door middel van een naam geopenbaard, maar alleen door zijn aard. Als we geloven dat we uit deze Schepper voortgekomen zijn, is het niet anders dan natuurlijk dat we hem eventueel Vader noemen. Maar dit is de naam die we zelf gekozen hebben door het herkennen van onze persoonlijke relatie met de Eerste Oorzaak en Kern.
(...) De Universele Vader is een oneindige geestelijke realiteit. De Universele Vader is de top van goddelijke persoonlijkheid; hij is de bron en de bepalende factor van persoonlijkheid in de hele schepping. God is zowel oneindig als persoonlijk. (...) God is veel meer dan een persoonlijkheid zoals het menselijk denken zich deze voorstelt, en ook veel meer dan wat voor opvatting dan ook omtrent een bovenmenselijke persoonlijkheid.
THOMAS MERTON: Ons idee van God zegt meer over onszelf dan over Hem.
ECKHART: Waarom spreekt ge over God? Wat ge ook van Hem zegt is onwaar.
ECKHART: Niets staat de kennis van God zozeer in de weg als tijd en ruimte, want tijd en ruimte zijn fragmenten, terwijl God één is! En daarom, als de ziel God wil kennen, moet zij hem boven de tijd uit en buiten de ruimte kennen; want God is niet dit nóch dat, aangezien dit gemanifesteerde dingen zijn. God is één.
A.SCHWEITZER: Toeval is Gods manier om anoniem te blijven.
JASPERS: Door na te denken over God wordt zijn Zijn alleen maar minder zeker. Dat God is, is voldoende.
BOEHME: God zoekt in de mens naar zijn geopenbaarde gestalte.

THOMAS MERTON: God wordt niet volledig gekend wanneer hij enkel "gekend" wordt met het verstand. Hij wordt het best gekend door ons wanneer Hij bezit neemt van heel ons zijn en ons met Zichzelf verenigt. Dan kennen we Hem niet als een idee maar voorbij aan alle ideeën, in een liefdescontact, in een ervaring van Wie Hij is, in een realiseren dat Hij en alleen Hij ons leven is en dat we zonder Hem niets zijn. Het is onze vreugde om niets te zijn, en te weten dat Hij alles is.

EMPEDOCLES: De aard van God is een cirkel waarvan het middelpunt overal en de omtrek nergens is.
OAHSPE: Alles was. Alles is. Alles zal er eeuwig zijn. Het Al sprak, en Beweging was, en is, en zal eeuwig zijn; en om het positieve werd dit Hij en Hem genoemd. De Albeweging was Zijn taal. Er is niets in het gehele universum dat niet deel uitmaakt van Hem. Hij zei: ik ben de ziel van alles, en al het zichtbare behoort tot mijn persoon en mijn lichaam. Ik lijk uit twee wezens te bestaan, maar toch ben ik Een. Deze twee wezenlijkheden zijn het ongeziene, dat krachtig beinvloedend is, en het Geziene, dat in zichzelf machteloos is en verschijningsvorm genoemd wordt. Gehoorzaam aan mijn wil noemde de men  mij naar het geluid van de wind en zei E-O-Ih, dat nu uitgesproken wordt als Jehovih.
J.PAUL: God is een onuitsprekelijke zucht op de bodem der menselijke ziel.
MME DE GIRARDIN: Toeval is het pseudoniem van God.
ANONIEM: God is voor de mens wat de zon is voor de aarde. God is voor de ziel wat water is voor de zwemmer. God is voor de zonde wat de boer is voor onkruid.
ECKHART: Zijn is God. God en zijn, zijn het zelfde - of God heeft het zijn van een ander en is dus zelf niet God. Alles wat is, heeft het feit van zijn bestaan door te zijn en uit het zijn. Als daarom Zijn iets anders is dan God, ontleent een ding zijn bestaan aan iets anders dan God. Bovendien ie er niets dat aan het zijn voorafgaat, want dat wat het zijn verleent, schept en is schepper. Scheppen is het zijn geven uit niets.
VOLTAIRE: Wanneer God niet in ons is, heeft hij nooit bestaan.
ECKHART: Wie God wil bereiken, moet zijn eigen bodem gewaar worden. Dit kan pas in volkomen afscheiding, dan komt men in de 'buurt van God', zelfs tot een 'pure vereniging' met God. Deze ontmoeting met de goddelijke werkelijkheid gebeurt bij volle overgave van de mens, maar ook bij die van God, want deze is aanwezig 'in de bodem van de ziel, met al zijn goddelijkheid.
ECKHART: Alle dingen zijn louter niets. Ik zeg niet dat zij nietig zijn of dat zij iets zijn, maar dat zij slechts niets zijn. Niets staat de kennis van God zozeer in de weg als tijd en ruimte, want tijd en ruimte zijn fragmenten, terwijl God één is! En daarom, als de ziel God wil kennen, moet zij hem boven de tijd en buiten de ruimte kennen; want God is niet dit noch dat, aangezien die gemanifesteerde dingen zijn. God is Één!
THOMAS VAN AQUINO: De hoogste kennis over God, die wij in dit leven kunnen verkrijgen, bestaat uit het weten, dat Hij verheven is boven alles, wat wij van hem denken.
ECKHART: God is naamloos, want niets van Hem kan worden gezegd of begrepen. Het denken, dat het uiterste wil vatten, moet zelf nog door het begrip God heendringen. Want God is een wezen dat boven alles zweeft, een niets, dat boven alles is. Om God te bevroeden, moeten wij vreemd genoeg leeg worden van God. Als je God liefheb, zoals hij God is, en Geest, en Persoon, en Beeld, - dan moet dat alles weg. Heb Hem lief zoals Hij is: een Nietgod, een Nietgeest, een Nietbeeld; méér nog: als een totaal, zuiver en puur Een, afgescheiden van alle Tweeheid. In dit Eén verzinken we eeuwig, van Niets tot Niets. Dit is de uiterste grens van de afscheiding. Het hoogste en het eerste, waar de mens zich van kan losmaken, is God om wille van God.
F. JAVEK: Gij móet van uw godsvoorstellingen af, want uw onwetendheid verklaart daardoor een leugen tot waarheid.
Zie in, een betrekkelijke waarheid is een reële leugen.
PAULUS: God is onkenbaar, ondoorgrondelijk, volkomen een mysterie, dat boven alle zijn en bewustzijn verheven is.
NICOLAUS VON KUES: Ik weet, dat alles wat ik weet, niet God is, en dat alles, wat ik begrijp, niet op Hem gelijkt.
NICOLAUS VON KUES: God is verborgen en verhuld voor de ogen van de wijzen, maar hij openbaart zich aan de geringen en de deemoedigen die Hij de genade geeft.
VOLTAIRE: Als God ons gemaakt heeft naar zijn evenbeeld, dan hebben wij hem dat mooi betaald gezet.
JULIEN VANGANSBEKE: Tussen God en Geen God ligt een doodlopend steegje.
JULIEN DE VALCKENAERE: Zelfs God zou niet veilig zijn, als de mens zou weten waar Hij zich ophoudt.
KURT TUCHOLSKY: Toen God op de zesde dag alles bekeek wat hij had gemaakt, zag hij dat het goed was. De familie was er dan ook nog niet.
ALEXANDER TROCCHI: De westerse God, de joodse God, werd uitgevonden om de haat van het leven als logisch te doen ervaren.
JONATHAN SWIFT: Als u wilt weten hoe God over geld denkt, moet u naar de mensen kijken aan wie Hij het geeft.
GERARD REVE: God gaat de ene zondag naar de katholieke kerk en de andere zondag gaat Hij naar de protestantse kerk.
J.SEAN: Wie God niet overal ziet, vindt hem nergens.
JEAN PAUL: God is een onuitsprekelijke zucht, op de bodem der menselijke ziel.
HUGO OLAERTS: Sommigen zijn zo vol van God, dat zij geen plaats meer hebben voor een ander.
THOMAS MANN: We kunnen ons God wel zonder de kerk voorstellen, maar de kerk niet zonder God.
ADRIAAN ROLAND HOLST: Of God de mens schiep, staat te bezien. Dat de mens God schiep, staat vast.
HERWIG HENSEN: Wat gij niet kent of niet begrijpt, noemt gij God, en zodra gij het die naam gegeven hebt, wordt gij er bang voor.
HEINRICH HEINE: God zal mij mijn zonden wel vergeven - dat is zijn vak.
MAARTEN 'T HART: Als God alles kan, echt alles, kan Hij ons ook rechtstreeks vergeven. Dan is daar helemaal geen kruisdood en zoenbloed voor nodig.
JULIEN GREEN: Je kan God niet overal aansprakelijk voor stellen. Dat zou te gemakkelijk zijn. Temeer daar hij nooit iets zegt.
RENATE VAN GOOL: De zevende dag aanschouwde god zijn schepping en zag dat het goed was. Hij was bijziend.
WIM GIJSEN: God zag dat het goed was; maar dat is lang geleden.
JEAN GENET: Als God alles zijn zegen moest geven waarvoor die gevraagd wordt, dan zou hij zich, juridisch gesproken, schuldig maken aan medeplichtigheid.
BENJAMIN FRANKLIN: God geneest, en de dokter strijkt het honorarium op.
HERMANS BRUSSELMANS: God slaat alles gade en gaapt.
RAYMOND BRULEZ: Indien er een God bestaat, dan is hij een slimmerd die niet in zijn kaarten heeft laten kijken.
WIET VAN BROECKHOVEN: Hoe kan je zo zeker zijn dat God niet bestaat? Atheïst:  Je moet toch in iets geloven.
GODFRIED BOMANS: Voor velen is het godsbegrip niets anders dan een verlenging van het oude Sinterklaasgeloof.

REMCO CAMPERT: Elk geloof in God is 'n zwakheid, 't is leunen op iets dat er niet is.

ANONIEM: Als schepper was God een genie, als manager een totale mislukking.

HERMAN VAN VEEN: Ben jarenlang op zoek geweest naar god. Heb met zeer gerenommeerde detectivebureaus samengewerkt. Maar als god bestaat doet hij geweldig zijn best om dat voor ons verborgen te houden.

GERARD REVE: Als je zoveel tobt als ik, is het erg prakties als je je een God hebt aangeschaft aan Wie je alles wat je zelf niet verwerken kunt over laat.

KOOS VAN ZOMEREN: Religie is fascinerend, een van de mooiste uitvindingen die de mens heeft gedaan. Het kost me (tegenwoordig) weinig moeite dat te erkennen. Het gevaar dat ik zal terugkeren tot God lijkt me echter miniem. Natuurlijk, ik gebruik zijn naam, soms vrijmoedig, soms ijdel. God is een woord uit onze taal, net als wandkleed of fietswiel, maar dramatischer en van een grotere poëtische kracht. Als het gaat om onbegrip of machteloosheid of ontroering, komt God vaak goed van pas.  Maar betekent dat ook dat hij, in christelijke zin, bestáát?

CONNIE PALMEN: Het leven was een stuk simpeler toen ik nog in God geloofde. Als u het zo wilt, geloof ik nog steeds in God, maar Hij is niet meer wat Hij geweest is. God verdraagt het niet om van alles te betekenen en de grote stoplap te worden in een stuk waarvan je de zinnen niet meer kunt rijmen. En dat is Hij nu, een stoplap voor het ongerijmde. Ik weet dat ik dat ergens niet kan maken met Hem. Hij heeft ook zijn trots, God. (

HERMAN FINKERS: Maria is de moeder van God. Christus is de zoon van God. Conclusie: Maria is de oma van Christus.

W.HERMANS: God bestaat niet, is door ons gefantaseerd, maar wordt toch gehoorzaamd.

ADRIAAN MORRIËN: God is gestorven nadat hij nooit heeft geleefd : het is zijn enige wonder.

J.H.DONNER: Als God alle mogelijkheden is, kan Hij er ook níet zijn.

TREFWOORD < GOD>